Terug naar kennisbank

Blog nr. 2 in de blogreeks ‘Juridische bouwstenen voor een duurzame leefomgeving’

Zo borg je duurzaam bouwen binnen de lijnen van het Bbl

gebiedontwikkeling-spelende-kinderen

Sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet werken gemeenten aan nieuwe omgevingsplannen. Tegelijkertijd loopt de woningbouwopgave door, groeit de druk van klimaatadaptatie en benadrukt de rechtspraak de zorgplicht om gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen. Het juridisch borgen van duurzaam bouwen is daardoor noodzakelijk, maar allesbehalve eenvoudig. Want als gemeente mag je namelijk geen bouwregels stellen die verder gaan dan de bouwtechnische eisen uit het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).

 

In deze blog laten we zien hoe je binnen die grenzen tóch effectief kunt sturen op duurzaam bouwen. En hoe je ambities vertaalt naar werkbare en rechtsgeldige regels in het omgevingsplan en de vergunningverlening.

Duurzaam sturen 

Het Bbl regelt alle landelijke bouwnormen tot in detail. Juridisch gezien noemen we dat uitputtend, wat betekent dat de landelijke wetgeving het hele onderwerp dekt en gemeenten geen aanvullende regels mogen maken over datzelfde technische onderdeel. Extra technische bouwregels toevoegen is dus geen optie, maar er zijn wel andere wegen om te sturen op duurzaamheid.

 

Bovendien kun je als gemeente – naast de algemene zorgplicht uit de Omgevingswet – extra zorgplichten opnemen. Denk aan regels om hittestress door verharding te beperken of stedelijk groen te beschermen. Het college kan zulke plichten verder concretiseren via maatwerkvoorschriften, bijvoorbeeld door te verplichten dat regenwater op eigen terrein wordt opgevangen en hergebruikt. Belangrijk is dat deze regels voldoende specifiek en toetsbaar zijn, zodat ze ook echt handhaafbaar blijven.

IMG_5102 IMG_5065 IMG_5136


In Amersfoort is in artikel 5.8 van haar omgevingsplan vastgelegd dat bij nieuwbouw een deel van het erf groen blijft: bij grondgebonden woningen minstens 50% van het perceel, bij woongebouwen en gemengde projecten minimaal 30%. Zo voorkomt de gemeente wateroverlast en hittestress en stimuleert zij een klimaatvriendelijke inrichting van tuinen en buitenruimtes. Dit is een helder voorbeeld waarin duurzaam bouwen wordt geborgd.

Tot slot kun je met ‘voorbeschermingsregels’ voorkomen dat ongewenste ontwikkelingen plaatsvinden terwijl nieuw beleid nog in voorbereiding is. Zo kun je tijdelijk – maximaal anderhalf jaar – regels instellen om bijvoorbeeld gronden te reserveren voor circulaire activiteiten of buurtbatterijen. Dat biedt tijd en ruimte om beleid zorgvuldig uit te werken, zonder langdurige procedures.

Durf te experimenteren

Een manier om toch verder te gaan dan de standaardregels is de ‘experimenteerbepaling’ (artikel 23.3 van de Omgevingswet). Hiermee kunnen gemeenten, met toestemming van het Rijk, tijdelijk afwijken van landelijke bouwregels om innovatieve oplossingen te testen. Zo’n experiment kan worden vastgelegd in het omgevingsplan of via een omgevingsvergunning. Denk aan een woningbouwproject waarin beton deels wordt vervangen door biobased materialen, of aan het voorschrijven van meetmethodes om CO₂-uitstoot te beperken – met Paris Proof bouwen als uitgangspunt. De voorwaarde: het experiment moet door het Rijk worden goedgekeurd en zorgvuldig worden gemonitord.

Thematisch wijzigen: hoe doe je dat?

Een andere manier om duurzaam bouwen juridisch te borgen is via een ‘thematische wijziging’ van het omgevingsplan. Daarbij pas je regels over één onderwerp in één keer voor de hele gemeente aan. Handig als je nieuw beleid, zoals natuurinclusief bouwen, breed wilt doorvoeren.

Met een thematische wijziging kun je bijvoorbeeld regels over circulariteit toevoegen aan het omgevingsplan. Daarmee kun je sturen op circulaire gebiedsontwikkeling en op de inrichting, het beheer en gebruik van de openbare ruimte.

 

Concreet kun je bijvoorbeeld:
•    een open norm opnemen, zoals “nieuwe gebieden worden (bijna) CO₂-neutraal ontwikkeld”;
•    locaties aanwijzen voor circulaire activiteiten, zoals materialenhubs of reparatie- en recyclingplekken;
•    niet-duurzame activiteiten begrenzen via een meld- of vergunningplicht;
•    of een specifieke zorgplicht opnemen om stedelijk groen te behouden en hittestress te voorkomen.

Zo’n thematische wijziging lijkt op de vroegere paraplubestemmingsplannen onder de Wet ruimtelijke ordening, maar past volledig binnen het systeem van de Omgevingswet.

Open normen en omgevingswaarden: sturen met doelen

Sommige duurzaamheidsdoelen laten zich lastig in detail vastleggen. Daarvoor biedt de ‘open norm’ uitkomst. Een open norm stelt een richtinggevend doel vast, bijvoorbeeld: “bouwprojecten moeten bijdragen aan biodiversiteit”. De precieze invulling werk je als gemeente uit in een beleidsregel. Zo kun je flexibel blijven inspelen op nieuwe technieken en inzichten, zonder het omgevingsplan telkens te hoeven wijzigen. De rechtspraak stelt wel eisen aan zulke normen. De zogeheten Belvédère-uitspraak1  bepaalt dat open normen voldoende concreet en objectief begrensd moeten zijn, zodat ze toetsbaar blijven. De recente Beurskwartier-uitspraak2  bevestigt dat het vooral draait om hoe helder de bouw- en gebruiksruimte is genormeerd.

Wil je juist meer concreet sturen, dan kun je werken met ‘omgevingswaarden’. Dit zijn meetbare doelen voor de kwaliteit van de leefomgeving. Bijvoorbeeld: “in 2030 heeft 60% van de bedrijfsdaken zonnepanelen.”3  Zo’n norm bindt burgers niet rechtstreeks, maar verplicht de gemeente wél om die doelstelling te realiseren, als harde resultaatsverplichting of als inspanningsverplichting.

Conclusie: benut de ruimte slim

Duurzaam bouwen juridisch borgen kan prima binnen de huidige kaders, als je het anders aanvliegt. Niet door extra technische eisen op te stapelen, maar door slim te sturen op inrichting, gebruik en concrete doelen. Zo benut je binnen de grenzen van het Bbl toch betekenisvolle ruimte – van groenere tuinen en circulaire plekken tot meetbare ambities die richting geven aan vergunningverlening.

Met open normen die via beleidsregels actueel blijven, handhaafbaar maatwerk en het benutten van experimenteerruimte kan duurzaam bouwen echt in de praktijk worden verankerd. In onze volgende blog lees je hoe je duurzaam bouwen ook privaatrechtelijk kunt borgen. 

In de volgende blog gaan we dieper in op aanvullende mogelijkheden, zoals de experimenteerbepaling, open normen en omgevingswaarden.

1 Uitspraak ABRvS van 27 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2388.
2 Uitspraak ABRvS 27 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024: 4871.
3 Energietransitie en de instrumenten’, iplo.nl.

Vragen of verder praten?

Heb je vragen of wil je jouw beleidsambities vertalen naar planregels of vergunningen? Neem vrijblijvend contact op. We kijken graag met je naar de mogelijkheden.

Nour-Eddine Schoemaker

Nour-Eddine Schoemaker

adviseur duurzaamheid en recht